Het is zover: vakantie!
Kinderen vrij, koffers pakken. Maar gaan we dan mét vakantie of óp vakantie? En wat zeg ik zelf eigenlijk? Die vraag houdt me elk jaar weer bezig… Beide vormen zijn mogelijk. Waar komt dat verschil dan vandaan?
Dat komt door de verzuiling, vermoedt het Taalunieversum. Met vakantie werd vaker gezegd door protestanten; katholieken zouden liever op vakantie zeggen. Met vakantie zou meer iets zijn voor mensen in het noorden van het land; op hoor je meer in het (katholieke) zuiden van het land en in België.
Op vakantie = onbereikbaar
En dan is er nog een verschil, zegt ook het Genootschap Onze Taal. Voor sommige taalgebruikers is op vakantie echt: ergens anders verblijven in je vrije tijd. Met vakantie is: gewoon vrij, afwezig, niet aan het werk. Dus wie op vakantie is, is onbereikbaar voor zijn collega’s. Wie met vakantie is, kun je misschien toch nog bellen met een vraag. Zou het?
Op het strand, aan het strand?
Zo heb je meer verschillen: ben je in of op Scheveningen? En zit je daar op het strand of aan het strand? Op Scheveningen is regionaal taalgebruik, aldus de naslagwerken. In is Standaardnederlands. Wanneer een plaats hoger gelegen is dan de rest van de omgeving, dan zeggen omwonenden van oudsher vaak op. Zo zeggen Rotterdammers ook Op Spangen.
En hoe zit het met het strand? Laatst zat ik met enkele volwassenen in een strandtent beschaafd van de zon te genieten en thee te drinken. We zaten duidelijk aan het strand. Een paar meter verderop, in het zand, groeven onze kinderen kuilen. Zij zaten op het strand. Duidelijk toch?
Fijne vakantie!
Geef een reactie