Mijn zoons (tien en acht) maken vaak dezelfde soort taalfouten. ‘Ik loopte naar huis, ik trekte aan het touw, ik zwemde naar de overkant.’ Ze worden dan door mij verbeterd: ‘Ik líep, ik trók en ik zwóm.’ Maar eigenlijk is het heel knap dat mijn kinderen deze fouten maken.
Lees verderHoe de sterke werkwoorden dapper standhouden
